De maan staat in de winter hoger aan de hemel dan in de zomer

Daar had ik nog niet eerder bij stilgestaan, maar het klopt. 'Zie de maan schijnt door de bomen' aan het begin van december lukt alléén als je je vrij dicht bij bomen bevindt, anders schijnt de maan óver de bomen heen.

Ik vertel wel eens meer verhaaltjes over wat er buiten onze dampkring allemaal gebeurt en wat we van binnen de dampkring kunnen waarnemen. In dat opzicht zijn de Hubble Space Telescope en de James Webb Space Telescope enorm waardevol, want ze kunnen voor ons zichtbaar maken wat we met het blote oog of een kleine hobbytelescoop onmogelijk kunnen zien.

Wanneer ik me in zo'n gesprek dan laat ontvallen dat de maan 's winters hoger staat dan 's zomers, zegt de gesprekspartner vaak, ja maar de zon staat toch juist 's zomers hoger? Waarom de maan dan juist 's winters?

Ik begin met uitleggen dat de zon heel groot is en heel ver weg staat. Als de aarde een knikkertje zou zijn van 1 cm doorsnede, dan zou de zon een doorsnede hebben van 1 meter en 9 cm, en was 118 meter verwijderd. Dat is de afstand tussen mijn portiekdeur en de bushalte bij de Rechtbank in Zwolle.


Volgens een theorie is in de vroege ontstaansgeschiedenis van de aarde, een ander hemellichaam, een planeet zo groot als Mars, met de aarde in botsing gekomen. Ten eerste zou daaruit de maan zijn ontstaan. Ten tweede heeft de aarde daar zijn scheefstand aan overgehouden. De aardas staat 23° uit het lood. En waar de aarde zich in zijn omloopbaan ook bevindt, de aardas wijst altijd in de richting van de ster Polaris, de Poolster, zo genoemd omdat de aardas erheen wijst.

In de zomer is de noordpool dus 23° naar de zon toe gekeerd; in de winter is de noordpool juist 23° van de zon afgekeerd. Vooral daardoor hebben we seizoenen op aarde; als de noordpool naar de zon toe gekeerd is, is het in onze streken ongeveer 20°C warmer dan als de noordpool van de zon is afgekeerd. 

Eén omloop van de aarde om de zon duurt een jaar, ofwel ongeveer 365 dagen, zeg maar tussen 21 december van het ene en 21 december van het volgende jaar. Omdat dan de noordpool zo ver mogelijk van de zon is afgekeerd, noemen we dat winterzonnewende. De dagtijd tussen zonsopkomst en -ondergang is dan het kortst. Halverwege het jaar is de noordpool de volle 23° naar de zon is gekeerd, is de dagtijd dan het langst, dus op 21 juni. Dat is de zomerzonnewende. 

Precies tussen de winterzonnewende en de zomerzonnewende in, staat de aarde als het ware met zijn "zijkant" naar de zon gekeerd; de schaduw van de zon loopt precies over beide polen heen en de dagtijd is precies even lang als de nachttijd, namelijk 12 uur. Als de dag en de nacht even lang zijn heet dat 'dag- en nacht-evening' ofwel 'equinox' (van equi- = 'gelijk' en -nox = 'nacht').


Om de aarde heen cirkelt de maan. De maan maakt ongeveer elke 28 dagen een rondje om de aarde. Dat rondje gaat van west naar oost om onze planeet. Waarom komt de maan dan toch in het oosten op en gaat hij in het westen onder? Dat is omdat een dag (een wenteling van de aarde om zijn as) veel sneller gaat dan de 28 dagen-omloop van de maan. Uiteindelijk merk je dat de maan elke volgende nacht een stukje verder naar het oosten is opgeschoven op eenzelfde tijdstip, ofwel lijkt het of hij steeds een aantal minuten later opkomt.

Bij nieuwe maan staat hij tussen de zon en de aarde in en overdag zie je hem niet omdat het zonlicht zo sterk is en 's nachts niet omdat je dan zelf aan de donkere kant van de aarde bent, van de zon afgekeerd.
Bij volle maan zie je de volle maanschijf in de donkere uren, aangezien hij dan aan de andere kant van de aarde staat en het zonlicht erop weerkaatst.

De omloopbaan van de maan om de aarde is licht gekanteld, namelijk ongeveer 5°, maar die gekantelde omloopbaar draait zelf ook rondjes; daarom is de ene keer de 'hoge kant' aan onze nachtzijde en een andere keer de 'lage kant'. Of, als de hoge en lage kant zich aan weerskanten van de aarde bevinden ten opzichte van de zonnestraling, loopt de omloopbaan van de maan dóór de aardschaduw. Dan is er een maansverduistering. Of de baan loopt voor de aarde langs dóór de straling heen en de maan blokkeert dan de zonnestralen; dat is een zonsverduistering.

Nu is het winter. Kortgeleden, op 21 december om middernacht was je, op de plek waar je je dan bevindt (aangenomen dat dat op ca. 52 ° NB is), zo ver mogelijk van de zon af gekeerd. Als het dan ook nog eens volle maan was, stond de maan behoorlijk hóóg aan de hemel, namelijk afhankelijk van de waggelende maan-omloopbaan tussen de 60 en 70° boven de horizon.


Over vijfeneenhalve maand is het zomerzonnewende. Om middernacht op 21 juni op 52° NB zit je als het ware mee achterovergeleund naar de sterrenhemel te kijken. De volle maan staat dan laag aan de hemel; ongeveer 10 à 20° boven de horizon.

Eigenlijk een heel simpel gebeuren. maar je staat er eigenlijk niet bij stil.

Nu heb ik hier enkele zaken uitgelegd en kan ik daarop voortborduren in andere blogposts.


Comments